Jan Beutener

SCHILDERIJEN  1969-1987  

Frits Keers

Het oeuvre van Jan Beutener in zijn totaliteit overziende worden wij telkens getroffen door de diversiteit van beelden. 'Een idee kwam naar me toe'. Dit zijn woorden waarmee hij voor zichzelf de geldigheid van het creatieve moment kan karakteriseren. Het ogenblik waarop zich aan hem de uniciteit openbaart van juist dat fragment uit de werkelijkheid waarvan hij de beeldende mogelijkheden onderkent om er, in een schilderij opnieuw gerangschikt, zijn wereld mee vorm te geven. Geen twee schilderijen lijken op elkaar; niettemin wordt de visuele continuïteit
gewaarborgd doordat plotseling, soms jaren later, weer aspecten opduiken die wij blijkbaar te vroeg alweer bijna hadden afgeschreven. Zo verwijzen opeens in het begin van de jaren tachtig twee doeken, getiteld Schilderij en Dubbelverpakking, naar werk van omstreeks 1970 waarin een ironiserende, lichtelijk surreële atmosfeer de toon aangeeft. Zoals wij hiervoor bij diverse andere doeken al hebben kunnen vaststellen, heeft zich de reductie van de anekdote intussen onverminderd voortgezet. Wat destijds nog iets literairs had, is in de loop van de jaren gestaag verminderd. Insnoeren, losmaken, openspringen – het zijn fenomenen die teruggaan op de grafiek van de tweede helft van de jaren zestig en die we in de vroege schilderijen ook meermaals zijn tegengekomen. Ze worden nog eens gerecapituleerd in Dubbelverpakking waarop twee levensgrote in licht badende, kubusvormige kisten in het gras staan. Met bandijzer dat hier en daar roestplekken toont, is het platte deksel om de kist gebonden. Het is aan één zijde gesprongen; tussen deksel en kist is een stuk zwarte stof geklemd zoals wij dat ook al eerder hebben gezien. De voorste hoek van de kist steekt vervaarlijk in onze richting buiten het doek. Deze extreme illusie van driedimensionaliteit wordt onmiddellijk onschadelijk gemaakt en het doek weer keurig verpakt aan ons afgeleverd door het trompe l'oeil effect van de hoekbeschermers van geschilderd ribkarton. De discrepantie tussen de agressieve en bijna daadwerkelijk in het oog springende punt en de geruststellende manier waarop het schilderij in de hoeken weer tot de twee dimensies van het platte vlak wordt teruggedrongen, is door Beutener in Dubbelverpakking wel zeer uitgesproken verbeeld.

De naamgeving van Binnenskamers heeft lang op zich doen wachten. Het schilderij heette eerst In de Hoek maar deze titel werd tenslotte te eenduidig bevonden en afgewezen. In de geest van het overige werk wordt met de nieuwe naam regelrecht aangestuurd op een interpretatie die verschillende mogelijke betekenissen impliceert van een interieur met een tafel in een hoek van een kamer. De ronde tafel wordt onder een zodanige hoek waargenomen dat het tafelblad als ovaalvormig in beeld verschijnt. Het wordt weer strevend binnen de schilderkunstige ruimte van het doek getrokken tot aan het punt waarop de drie lijnen die tezamen de hoek vormen waar vloer en wanden samenkomen, zich zo verweren dat het niet verder kan oprukken. Langs het doek kijkende kan men eerdere contouren van het tafel blad onderscheiden die telkens verlegd, later zijn overschilderd tot het moment waarop met uitsluiting van andere mogelijkheden de beoogde balans is bereikt. Een mes ligt op tafel als het onmisbare bestanddeel dat wij reeds vaker bij Beutener hebben ontmoet in andere vormen, als stille vennoot in de presentie van een afwezige. Het is als zodanig op een lijn te stellen met de handdoek in Achternamiddag of het tussen zitting en leuning gefrommelde zakdoekje in Rouge. Geen man of muis is te bekennen, slechts banale objecten verwijzen nog naar zijn afwezige bestaan, maar dit gebeurt zeer intens. Zij voeden de verstilde beelden met weemoed  en verlangen. Op enkele zetstukken na is het toneel leeg maar voor alerte waarnemers gewagen stomme argumenten welsprekend van gemis. Zo moeten de understatements worden verstaan waarvan Jan Beutener zich in telkens wisselende beelden en vormen bedient. 

'Om me heen is er vrijwel niets dat ik zou willen schilderen, maar in mijzelf ontstaan beelden die mij zo bezighouden, dat ik ze voor me wil zien en daarom schilder ik. ( ... ) Al zijn mijn voorstellingen gecomponeerd met gegevens uit de werkelijkheid, toch is alle realiteit schijn in mijn werk: er is een nieuw beeld ontstaan'. Die onuitroeibare drang van de  kunstenaar tot beeldvorming van welke aard dan ook wordt hier door Beutener zelf exact geformuleerd. Immers, in die bewust beoogde vorm gefixeerd en niet anders, in die unieke staat van voltooidheid en niet anders, wordt het werk losgelaten en begint opnieuw te bestaan. Een onafzienbare, wisselvallige weg in het verschiet, met evenveel levens als er kijkers zijn die de uitdaging tot een confrontatie aannemen. Overgeleverd aan grillige interpretaties zonder tal is het schilderij onttrokken aan iedere verdere bemoeienis van de maker. 'Het enige toevallige is de afstand die u neemt tot mijn schilderijen', met deze woorden richtte Beutener zich rechtstreeks tot de kijkers aan het slot van de tekst die Jean Leering hem in 1972 vroeg voor de catalogus van de tentoonstelling Relativerend Realisme.  Afstand moet hier wel worden verstaan als standpunt van ieder die met een eigen geschiedenis het werk bekijkt. 'Ik wil niemand een verhaal opdringen; er mag ruimte blijven voor interpretatie'.

Herhaaldelijk biedt Jan Beutener gelegenheid ons in zijn werk in te leven. Naarmate wij ons meer voelen aangesproken, zal het ogenblik naderbij komen waarop wij ons gewonnen willen geven. 'Als ik aan schilderkunst denk, is mijn eerste gedachte dat er genoeg schilderijen zijn', had hij ook aan Jean Leering geschreven; hij liet er evenwel onmiddellijk opvolgen dat die van hem er nog bij moesten - tot ons onuitsprekelijk geluk.

[Jan Beutener, schilderijen 1969-1987, Stedelijk Museum Amsterdam; cat.no.714. ISBN 90-5006-010-2] 
Frits Keers was hoofdconservator schilderkunst van het Stedelijk Museum Amsterdam.